Onderwijs kenmerken

Freinetleerkracht word je al doende en al zoekend en door regelmatig samenwerken en overleggen met collega’s. Een freinetschool heeft meesters en juffen nodig die niet alleen doorkneed zijn in de freinettechnieken, maar zich ook de pedagogische visie die daaraan ten grondslag ligt, eigen hebben gemaakt. Gebaseerd op de uitgangspunten ontwierp Freinet onder de titel, Les invariants pédagogiques een soort praktijkcode, een reeks van pedagogische beginselen waaraan leraren op freinetscholen zichzelf en elkaar kunnen toetsen.

Werkplan.

Naast de vaste instructie voor taal, wiskunde, en handarbeid… kent het onderwijs ook de zelfstandige of stille werktijd. Tijdens de stille werktijd kunnen de kinderen zelfstandig of in kleine groepjes de instructie verwerken. Op het werkplan staan de verschillende werktijden (o.a. taal, wiskunde, project,…). De kinderen bepalen zelf welke activiteit/opdracht ze wanneer uitvoeren. Door deze manier van zelfstandig werken wordt hun betrokkenheid vergroot.
De kinderen worden aangespoord om zelfstandig en taakgericht te leren werken.
De kinderen verbeteren hun werk zelf met verbetersleutels, zodat ze van hun eigen fouten kunnen leren. Nadien wordt hun werk besproken en geëvalueerd samen met de leerkracht.
Naast het zelfstandig uitvoeren van taken, moeten ze deze ook leren plannen binnen een vooropgestelde tijd. Zo leren de kinderen hun werk bewust plannen.

Kring

Wanneer de kinderen 's morgens de klas binnenkomen, begroeten zij eerst elkaar. De houding om elkaar een hand te geven als gebaar om elkaar een prettige dag te wensen, wordt sterk gestimuleerd in onze klas. Daaarna plaatst iedereen zich in de grote zitkring, een plaats waar iedereen comfortabel kan zitten en iedereen door iedereen gezien kan worden. De kring is immers het teken voor de onderlinge gelijkheid aan elkaar. Niemand is meer of minder waard dan een ander. Ook de leerkracht plaatst zich hier als gelijke tussen de leerlingen.

De kring is een zeer belangrijke peiler binnen de Freinetwerking. Daar start de dag, niet als warmloper maar als essentieel onderdeel van de werking. In traditionele middens ziet men het kringgesprek ‘s morgens als het ideale moment om aan groepsvorming (sociale vorming) te doen. Dat is het natuurlijk ook, maar in onze visie is het veel meer dan dat. Een kring kan niet louter beschouwd worden als het “wakker-worden-moment”, noch als een koffieklets. Het is het moment waarop je, als leerkracht te weten komt wat er leeft bij de kinderen en waarop je, door daar op in te spelen, een opstart geeft aan projecten, opdrachten en allerlei leerinhouden. Maar dat gebeurt niet spontaan. Daarvoor is interactie en actieve participatie van de leerkracht nodig. Door gericht vragen te stellen, door in te spelen op wat gezegd wordt en zelfs door mee te sturen, bekom je iets helemaal anders dan een gezellige babbel. Het is een moment waarop we heel talig bezig zijn. Door “actief luisteren” en het respecteren van gespreksregels, ontstaat een vruchtbare communicatie die vaak leidt tot nieuwe onderzoeken, activiteiten en zelfs projecten.

Wanneer kinderen aangeven dat iets hen bezig houdt, is dat het ideale moment om daar met een ruimer onderzoek of een project op in te spelen. Kan dit niet omdat er al een project loopt, dan wordt het in vele klassen “in de frigo” gestopt. Er doen zich mogelijkheden te over om W.O. aan bod te laten komen. Die “belangstellingscentra” moeten worden genoteerd, daar moet worden op ingespeeld. Kinderen doen dat niet vanzelf. Het is de taak van de begeleider om daar op in te spelen, om alert te zijn voor de signalen. Van klein naar groot kan ieder op zijn manier met die spontane inbreng van kinderen aan de slag. Belangrijk is die dingen te noteren zodat ze niet verloren gaan.
Sporadisch zal zelfs het rekenen aan bod komen. Maar W.O., taal, en sociale attitudes trainen liggen iedere dag voor het rapen.